02 maart 2008

Zazen als ritueel bij Dogen

Toen in de twintigste eeuw Zen het Westen bereikte, haalden veel Westerlingen opgelucht adem. Eindelijk een ‘schone’ religie, zonder ritueel, met een meditatietraining waarmee je de doorbraak naar Verlichting kon realiseren, onafhankelijk van rituelen en instituties. De beatniks en de hippies vonden het geweldig. Zen meditatie werd verwelkomd als een spirituele technologie, een weg naar bewustzijnsverruiming zonder poespas.
Maar de laatste jaren wordt steeds duidelijker dat ritueel in Zen een grote rol speelt. Een recent uitgekomen verzameling artikelen, Zen Ritual, geeft daar een mooi overzicht van.[1] Zelfs het hart van Zen, de meditatiepraktijk, blijkt niet van rituelen verstoken te zijn. Sterker nog, volgens een van de bijdragen in de bundel beschouwt Dogen zazen zelf als een ritueel![2]

Tjeu van den Berk omschrijft een ritueel als niet zozeer een daad (die altijd doelgericht is) maar een handeling, waarbij het doel in die handeling zelf besloten ligt: een in scene gezette symbolische handeling. Er wordt geen enkel resultaat beoogd: het moet alleen maar allemaal gebeuren, en precies op dezelfde voorgeschreven wijze. De handeling wordt zo ‘zinloos’ mogelijk uitgevoerd, om ruimte te scheppen voor iets anders. Van den Berk pleit voor een herwaardering van een dergelijk ‘ritueel bewustzijn’. Tegenwoordig is iedereen bezig met het verruimen en verhogen van het bewustzijn. In het ritueel wordt het bewustzijn juist beperkt en ‘onschadelijk gemaakt’, om ruimte te maken voor instinctieve krachten.
Voor Dogen is zazen geen methode om verlichting te bereiken, maar een ritueel waarin we de verlichting van de Boeddha ‘naspelen’ (zoals in de middeleeuwse mysteriespelen de kruisiging van Jezus werd opgevoerd). Door onze door en door fysieke identificatie met de Boeddha en zijn verlichting, komen er allerlei instinctieve krachten vrij die ons transformeren op onbewust niveau.
Dit heeft niets te maken met een of andere ‘spirituele’ inspanning die we verrichten: voor Dogen is zazen geen spirituele maar een somatische praktijk. Het gaat er niet zozeer om dat we een hoger geestelijk inzicht bereiken, maar dat we fysiologisch getransformeerd worden.[3]
In zijn essay over zazen, Fukanzazengi, geeft Dogen uitgebreide instructies over de voorbereiding en lichaamshouding van zazen (zoals je dat bij een ritueel zou doen). Hij waarschuwt er uitdrukkelijk voor dat we niet moeten proberen om een Boeddha te worden, en voegt er aan toe dat zazen iets heel anders is dan leren mediteren.
In zijn essay Bendoho (model om de weg aan te gaan) geeft Dogen instructies voor hoe de monniken zich in de zendo moeten gedragen. Ze moeten samen zazen beoefenen, en ophouden wanneer het voor iedereen tijd is om te gaan slapen. Hij voegt eraan toe: “je eigen ding doen heeft geen voordeel: anders dan anderen zijn is niet hoe wij het doen”. Voor Dogen is zazen een gemeenschappelijk ritueel dat je samen voltrekt, en geen individuele spirituele praktijk. Zazen is slechts een van de vele rituelen waar de hele dagindeling uit bestaat, en verschilt niet fundamenteel van thee drinken, tandenpoetsen, je gezicht wassen, en naar de WC gaan. Voor al die activiteiten geeft Dogen net zulke nauwgezette instructies als voor zazen.
Toch is er iets bijzonders aan het zitten op het kussen. Zazen, zegt Dogen, is de fundamentele activiteit van alle Boeddha’s, een activiteit die voortdurend vitaal en grensverleggend is. Als actieve Boeddha’s gaan we op het kussen voortdurend ‘aan Boeddha voorbij’.
Zazen gaat dus niet vooraf aan verlichting, maar is de uitdrukking en belichaming daarvan. Dogen is kritisch op andere Zen-scholen die in zijn ogen zazen benaderen als ‘wachten op verlichting’. In de Pali-canon lezen we de metafoor van de beoefening als vlot. Wanneer je eenmaal de andere oever hebt bereikt, hoef je het vlot niet op je schouders mee te nemen. Dogen keert het om: we moeten dat vlot juist wel voortdurend met ons meedragen, als een rituele herinnering en herbevestiging van de voortdurende realiteit van verlichting.

Het vlot van zazen brengt ons nergens naar toe, maar houdt ons drijvende temidden van het grote mysterie waar ons leven uit bestaat. En net zoals dat voor rituelen in het algemeen geldt, gaat het er bij zazen om dat we het zo ‘zinloos’ mogelijk uitvoeren, ontdaan van iedere spirituele bijbedoeling, om op die manier ruimte te maken voor iets dat veel groter en onbevattelijker is dan we ons ooit zullen kunnen voorstellen.
[1] Zen Ritual: Studies of Zen Buddhist Theory in Practice, edited by Steven Heine/Dale S. Wright, Oxford University Press 2008.
[2] “Zazen as an Enactment Ritual”, Dan Leighton, in: Zen Ritual, pp. 167-184.
[3] Deze visie op meditatie van Dogen lijkt erg op die van het Tibetaanse vajrayana (esoterisch boeddhisme). Daar wordt de beoefenaar opgedragen om zich te identificeren met allerlei boeddha’s en bodhisattva-figuren. Het Japanse boeddhisme uit de tijd van Dogen, inclusief Dogen zelf, stond dan ook erg onder invloed van esoterisch boeddhisme, iets waar nog veel onderzoek naar gedaan moet worden.

Geen opmerkingen: