02 maart 2008

Vooraf aan het hier en nu, wat is je oorspronkelijk gelaat?

In juli 2007 volgde ik een tiendaagse sesshin bij zenleraar Ton Lathouwers. Hieronder mijn geredigeerde versie van zijn dharmales over verlichting.

Op een lezing van Masao Abe die ik ooit heb meegemaakt, werd aan het eind een vraag gesteld. Hij had een hele uiteenzetting gehouden over wat zen was, het was behoorlijk moeilijk. Op het eind vroeg iemand: “what is enlightenment?” Dat vreselijke, griezelige, ellendige, verschrikkelijke, wanhopige, idiote woord. Het antwoord van Masao Abe was prachtig: “so so, oh la la , you want enlightenment? Oh, you have an impossible problem. Next question”. En intussen heeft diezelfde Masao Abe boeken vol geschreven over enlightenment. Dus we zitten echt in de klem.
Je kunt twee dingen doen: of je praat er nooit over. Dat vind ik fantastisch. Tijdens een lezing van een Chinese Chan meester zei iemand spontaan: “ik heb die momenten gehad, drie, vier mooie verlichtingsmomenten.” Het enige dat hij antwoordde was, “ja, dat gaat wel over, kom maar bij mij in de leer.” “Ja, maar het was toch werkelijk heel echt!” “Ja, ik zou me niet ongerust maken, kom toch maar gewoon.” Dat zijn van die dingen die het zo relativeren.
Dus, enerzijds: we praten er niet over. Maar er zijn richtingen in het boeddhisme, ook binnen de zen, die zo voorzichtig zijn, dat dat ook weer een val kan worden. Je kunt het zo vermijden dat je terechtkomt in een visie van: “het is alledaags, niets bijzonders, geen hoop, doodgewoon, het is wat het is, hier en nu”, op een hele enge manier.
Hisamatsu spreekt erover op een heel andere manier. Hij is een heel nuchter iemand die nooit spreekt over bijzondere ervaringen. Maar hij spreekt over het oorspronkelijk gelaat, het ware Zelf, het Niets, de leegte, als dat wat totaal vooraf gaat aan alles wat er hier en nu is. Niet vooraf in de zin van de tijd (“eerst was er dat en toen kwam hier en nu”) maar op een heel fundamentele manier. Dat kan eigenlijk niet scherper geplaatst worden tegenover het bekende plaatje, sorry dat ik het zo zeg, van de huidige hier en nu maffia. Alles waar mensen met hun vingers aankomen wordt op den duur een soort maffia, het stolt. Het enige dat wij kunnen doen is proberen het een beetje open te houden.
Ook wat ik in dit verhaal doe is niets anders dan een hopeloze poging om het toch een beetje open te trekken. “Niets bijzonders, alles is gewoon”, dat kan ook een dooddoener zijn. Alhoewel het zeer belangrijk is dat we loskomen van zogenaamde bijzondere ervaringen waardoor een aantal mensen zich kan onderscheiden van anderen, en die voor een ander niet controleerbaar zijn, zodat we het maar moeten aannemen, omdat die mensen dat wel hadden, en ik toevallig niet. Dat plaatje moet allereerst in de prullenbak.
Daarom is het ook goed dat in sommige getuigenissen zo diep wordt benadrukt: “kom er niet aan, noem het überhaupt niet. Oefen, of ga jouw weg. En het leven zal jou dingen duidelijk maken.” Maar ook dat te zeggen is ontoereikend, alles. En zo staan we opnieuw, altijd weer, ook als dit ter sprake komt, voor een muur zonder poorten. Ontelbaar zijn de poortloze poorten.
De koanverzamelingen bevatten heel aangrijpende getuigenissen, over wakker worden, over dat het weer stroomt. En soms lijkt het in die getuigenissen, alsof het anders is dan het eerst was: eerst zat ik vast, en nu stroomt het weer. Maar elke keer dat daar iets over gezegd wordt, wordt het meteen weer onderuit gehaald. Het wordt soms bijna bespottelijk gemaakt, inclusief de woorden van Boeddha, van Rinzai. Niet om het te kleineren, maar juist om het groter te maken. Er wordt gezegd: “wat is jouw antwoord? Denk niet dat jij de woorden die een ander uitspreekt over kunt nemen.”
Het gevaar van die getuigenissen is dat we toch denken, “het wordt wel onderuit gehaald, maar ik moet daar nog naar toe.” Sorry, het is overal te vinden, we kennen het eigenlijk allemaal. Mijn leraar Teh Ching heeft wel eens aangehaald, dat een monnik hem vertelde zo ver af te staan van alles wat hij las over verlichting. “Ik ben het kwijt”, zei hij. Toen zei Teh Ching: “je bent het nooit kwijtgeweest. Niemand is dat ooit kwijtgeweest. Niemand heeft het ooit verloren.” Ik zeg dat wel eens op mijn manier: “je kunt er niet uitvallen. Alles kan suggereren dat je er uitvalt (wat dat ook is), maar dat is niet zo.” Het is overal te vinden en u kent het ook, allemaal. Misschien niet bewust, misschien niet in de vorm die u leest in de officiële getuigenissen. Maar soms zijn wij vrij van wat ons vangt of beklemt of vasthoudt. We zitten vast in de tegenstrijdigheden. Elke tegenstrijdigheid is een impasse.
En dan zijn we terug bij Hisamatsu, die ergens zegt dat het uiteindelijk gaat om dat wat voorafgaat aan, wat verder reikt dan, wat wezenlijk meer is dan alle tegenstrijdigheden. Het is voorbij aan al die plaatjes die wij maken. Wij zijn heel vaak gevangen in dat web van denken. En de weg die wij gaan is een oproep dat dat opengaat, openscheurt, ontstegen wordt, hoe dan ook. Dat we dat achter kunnen laten. In de klassieke zenteksten heet dat, met een prachtige formulering: “voordat die tegenstellingen er zijn, leven-dood, goed-kwaad, angst-geen angst, mogelijk-niet mogelijk, wat is jouw oorspronkelijk gelaat?” En, sorry, dan zit je met een nieuw begrip, “oorspronkelijk gelaat”, “verlichting”, “ontwaken”, het zijn allemaal maar woorden. Maar het is meer dan dat wat ons meestal vangt. De dichteres Judith Herzberg schrijft ergens, “hoe is het toch mogelijk dat een spin nooit gevangen wordt in zijn eigen web, terwijl ik altijd verstrikt raak in mijn eigen web?”
We kennen het allemaal, dat we soms vrij van iets zijn, soms zijn we zo dicht bij het leven dat we even uit dat web verlost zijn. Dat er iets is als een zich spontaan manifesterende echtheid en werkelijkheid. Een werkelijkheid die voorlopig geen naam heeft. En daarom kan het ook goed zijn om te zwijgen daarover. Deze woorden brengen het niet dichterbij, zwijgen brengt het ook niet dichterbij. Wat Hisamatsu zegt: “er niet over spreken, dat werkt niet. Er wel over spreken, dat werkt ook niet. Wat ga jij nu doen?”
Hoe moeilijk het ook is, blijf ervoor open. De naam Kuan Yin betekent niets anders dan: “luisteren. Luisteren naar de noodkreten. Luisteren naar wat er is.” En dikwijls kunnen we niet meer zien hoe er nog antwoord of redding mogelijk is. En toch is er iets dat verder raakt dan al die plaatjes, en al dat denken. Dat web van tegenstellingen, hoe diep ook, is niet het laatste. En dat is wat bedoeld wordt met: “voorafgaand aan alles waar wij plaatjes van maken, voorafgaand aan alle tegenstellingen, wat is je oorspronkelijk gelaat?”

Geen opmerkingen: